Met de zee zo vlakbij komen zo'n duizend jaar geleden steeds vaker overstromingen voor in Eenigenburg. Al dat water brengt de boerderijen, oogst en dieren in gevaar. De mensen bouwen daarom huis en stallen op een verhoging, een terp. Enkele terpen zijn nu nog zichtbaar, als je weet waar je kijken moet.
Museum Eenigenburg ligt circa 80 centimeter onder het NAP. Als de Hondsbossche Zeewering er niet was, zou het zilte water bij vloed tot aan het dak staan.
Duizend jaar geleden kennen de bewoners van dit gebied dit probleem nog niet. Dankzij een dik veenpakket lag het land een meter hoger en de zee een meter lager.
Door ontwatering en het bewerken van het veen klinkt de grond in. De zeespiegel stijgt, net als nu. Tijdens overstromingen komt het water daardoor steeds hoger. De dijken die men aanlegt, bestaan uit veen. Ze zijn laag en worden snel weggespoeld. Bewoners wonen daardoor soms binnendijks en een paar jaar later buitendijks met als resultaat natte voeten. Een beproefde oplossing is een huis te bouwen op een verhoging van échte grond: op een terp.
De terpen worden door de bewoners zelf opgeworpen. Men gebruikt hiervoor allerhande materiaal uit de omgeving. Zo ontstaan de nu nog steeds zichtbare terpen in het vlakke Hollandse landschap. Het dorp Eenigenburg is op vier van dit soort terpen gebouwd. Drie hiervan zijn bij een wandeling door het dorp nog goed herkenbaar.
Deze terpen zijn ongeveer negenhonderd jaar oud en zijn hoogstwaarschijnlijk door de bewoners opgeworpen. In de terpen treft men afval en sporen uit verschillende tijden aan. Dit geeft aan dat het onderhoud en de uitbreiding van zo’n terp een doorlopend proces was.
In de strijd tegen de overstromingen wordt gaandeweg de rol van de Westfriese Omringdijk groter en verliezen de terpen hun functie.
Het moet een onvoorstelbaar zware klus geweest zijn om terpen op te werpen met alleen een houten schep en een kruiwagen als gereedschap. Vooral omdat in een steeds onderlopend veenlandschap grond een schaars product is.
Om het water af te voeren, worden er sloten gegraven. De grond wordt gebruikt om de terpen op te hogen. Als na verloop van tijd de Westfriese Omringdijk betrouwbaarder wordt, verliezen veel terpen hun functie.
De boeren dempen het ontstane overschot aan sloten met grond die is verkregen door het afgraven van terpen. Zo verdwijnen in de loop van de eeuwen veel terpen uit het landschap. Een van de bekendste verdwenen terpen in Eenigenburg is Stoyt. Deze terp is in de zestiende eeuw waarschijnlijk onbewoond, want hij wordt in 1551 in zijn geheel afgegraven. De grond wordt gebruikt voor de versteviging van de dijken rond de Zijpe, een zeearm die men probeert in te polderen. Deze terp spreekt extra tot de verbeelding omdat niemand weet waar hij precies heeft gelegen.
Wie denkt dat terpen in de afgelopen eeuw wel goed beschermd zijn geweest, komt bedrogen uit. In de grote ruilverkaveling van de Geestmerambacht (1960-1975) is niet alleen het gehele oude landschap verdwenen, maar ook alle onbebouwde terpen. Ze zijn door grote draglines met de grond gelijkgemaakt. De aarde wordt gebruikt om sloten mee te dempen. Zo is met name Warmenhuizen diverse eeuwenoude hoogten kwijtgeraakt.
De terpen van Warmenhuizen zijn opgeworpen op wat mogelijk de oudste middeleeuwse woonplaatsen van het gebied zijn. Uit onderzoek blijkt dat men er al woonde voordat de wateroverlast begon.
Onder de terpen zijn bewoningssporen aangetroffen waaruit blijkt dat deze zijn opgeworpen op in gebruik zijnde woonplaatsen. Deze woonplaatsen gaan terug tot in de vroege middeleeuwen (500-1000) en werden nog steeds gebruikt toen rond 1100 de wateroverlast begon. Ondanks dat veel terpen zijn afgegraven, zijn er in de dorpskern van Warmenhuizen nog een aantal duidelijke verhogingen te vinden.
Een tweede cluster van terpen ligt bij Schagen. Enkele zijn mogelijk net zo oud als die van Warmenhuizen, maar de meeste dateren uit de twaalfde en dertiende eeuw. De terp Avendorp is de beroemdste en is bijna drie meter hoog.
Dat de West-Friezen van toen vindingrijk waren, blijkt wel uit het feit dat er vele tientallen dijkterpen zijn gemaakt. Een deel van de verhoging was al aanwezig; men hoefde alleen de dijk wat breder te maken om er een huis op te kunnen zetten. Langs de Nes aan de oostzijde van Schagen liggen er nog enkele duidelijk zichtbaar in het landschap.
Onderzoek in terpen vindt nog maar sporadisch plaats. Het beeld is wel duidelijk: de terpen ontstaan in de twaalfde en dertiende eeuw en zijn dus lang niet zo oud als de beroemde terpen in Friesland.
Sommige van de Friese terpen zijn meer dan tweeduizend jaar oud. In Noord-Holland begon de wateroverlast ná 1100 en daarmee ook de bouw van dijken en terpen.
Het grootste probleem was geschikte grond vinden. In 1100 was bijna het gehele gebied nog overdekt door veen. Door de bewoning en het gebruik van de grond droogt het veen uit en spoelt weg. In dat veenlandschap waren hogere delen aanwezig omdat daar bijvoorbeeld een oude nederzetting van de Friezen in de grond zat. Deze grond werd gebruikt voor de grote dorpsterp in Eenigenburg. Maar ook voor een terp aan De Dorpen in Schagen. In beide Middeleeuwse woonhoogten zijn voorwerpen uit de Romeinse tijd aangetroffen.
In de eeuwen dat de terpen in gebruik waren, gooide men alles wat men voorhanden had op de terp. Hierdoor ontstonden ware schatkamers voor archeologen. Want het afval van toen geeft ons informatie over hoe men heeft geleefd.